De naam Bergstraat spreekt voor zichtzelf.
Van een acte d.d. 27 Jan. 1393 staat op de keerzijde geschreven "Berchstrate of Koernstrate (Cat. Gr. en V. Gasthuis No. 104). Het hoogste deel van de straat heette in 1550, misschien bij verschrijving, Kerckstrate.
Dumbar zegt, dat zij ook wel de Nieuwe-Roggestraat genoemd werd. Wij vonden hier geen bevestiging van.
Het benedeneind vanaf de Maansteeg: werd Clockenstrate (K. en W. Deventer dl. I, blz. 17) genoemd, naar de bekende herberg “De Klok” in het huis van Bergstraat 13-15.
Van de Brink af gezien neemt deze straat een sterke draai alvorens, van het punt af waar ze de Maansteeg opneemt, de Berg rechtuit op te gaan, richting westportaal van de Bergkerk. De genoemde kromming valt te verklaren uit de loop van een voormalige stadsomwalling ter plaatse.
Deze vroegere parochiekerk van de wijk is het hart van het Bergkwartier en was dat ook vroeger al. Maar niet voor de handel, die werd aan haar voet bedreven. Wie vanaf het kerkhof over de stadsmuur naar beneden kijkt, kan zich voorstellen hoe beneden, waar nu het verkeer beweegt, vroeger boten lagen waarin en waaruit werd gesleept of gedragen. Daar, rond de haven, was een ander leven doende.
Op de scheiding van het kromme naar het rechte gedeelte van deze straat, stond vlak voor de deur van Bergstraat 23, een zgn. “buurwaterput”. De straatbewoners die voor hun water op deze “put” waren aangewezen bezorgen de bewoner van Bergstraat 23, Dirk Heufken, veel overlast. Ze lieten hun houten waterkuipen en aangelijnde “beesten” voor de deur van Dirk staan, zodanig dat hij soms bijna zijn eigen huis niet in kon. Hij klaagde daarom hierover regelmatig bij het stadsbestuur. Het stadsbestuur besliste dat de buren hun aanwezigheid bij de waterput moesten bekorten en als dat niet zou gebeuren dat zij in de toekomst geen water meer uit deze konden putten. Dat alles speelde zich af in 1423. In feite een soort voorloper van de koffieautomaat op het kantoor.
Rondom die put bevonden zich enkele huisbrouwerijen, al dan niet gehecht aan een herberg. In de 16e eeuw woonden boven in de Bergstraat enkele glasmakers. In de 2e helft van die eeuw werkten er ook enkele kistenmakers, d.w.z. schrijnwerkers. Eén van hen werd er in 1569 verdacht voor een calvinistische prediker een een openluchtspreekstoel te hebben geholpen. In dit straatdeel waren trouwens enkele huizen al vroeg in handen van protestanten. Onder hen: 1e Griete Pours die in 1567 een katholieke dienst in de Bergkerk verstoorde;
2e rentmeester Lambert Mappis die in datzelfde jaar handelde in Heidelbergse catechismussen;
3e de in 1569 verbannen Coert van Wezeke jr., die onderdak bood aan predikanten. Tenslotte waren er in de Bergstraat nog twee behuizingen voor arme vrouwen;
ten 1e de huisjes in de Kostersgang.
ten 2e het Polsarmenhuis, in 1574 gesticht door de katholieke veekoopman, Rolof ten Poll en zijn vrouw Sophia.
De Bergstraat was geen straat waar de handel en bedrijvigheid floreerden als op het Schild of bij de haven. Brouwerijen en glasblazers en andere kleine of wat grotere bedrijven waren hier neergestreken, de beste het dichtst bij de Brink. Bovenaan bij de kerk woonde de koster en stonden de huisjes waarin voor armen en weduwen een onderdak was. In deze straat en in de Roggestraat was het leven eenvoudiger en minder rooskleurig dan aan de andere zijde van de kerk, ook al gold dit niet voor Herman Pour en jonker van Armel. In slechte tijden was dit hier dan ook eerder en beter te zien.
Goed aan te wijzen is de neergang van de huizen aan de zuidzijde van de straat. Rond het begin van de 17e eeuw werden de huizen daar huurhuizen, pakhuizen en stallen voor de bewoners van de Menstraat. De Bergstraat veranderde toen stukje bij beetje in het achtererf van de rijke Menstraat. Wie de kadastrale begrenzingen tussen de beide straten bekijkt, ontdekt dat zo’n ontwikkeling niet zo moeilijk was, zelfs in de hand werd gewerkt. Ook nu nog liggen de huizen van de ene straat recht achter die van de andere, hun kavels liggen voor een groot deel in elkaars verlengde. Dichterbij de kerk kregen, al in de 17e eeuw, de armen hun huisjes aan gangen en stegen op de achterterreinen, een tendens die in de 19 eeuw nog zou worden ver- sterkt door de toename van de bevolking. Toen raakten beneden in de straat de in pakhuizen en stallen veranderde woonhuizen opnieuw bewoond of verschenen er door stoom aangedreven machines die van diezelfde pakhuizen fabriekjes maakten. Een voorbeeld van deze bonte, schilderachtige, maar ook dikwijls mensonwaardige omstandigheden leverde het mensenpakhuis Bergstraat 41/43. Voor de restauratie van dit pand van start ging, is nauwkeurig beschreven hoe men daar met zovelen bij elkaar huisde.
Tekst: de heer Norman Boekhout Sr.